‘Ik zie mijzelf nog steeds als vluchteling’
INTERVIEW DANNY GHOSEN
25 jaar geleden vluchtte hij als puber uit Libanon, acht jaar geleden werkte hij, afgestudeerd journalist, nog in de weekends bij de Kwik-Fit. Nu is hij, via een geruchtmakende loopbaan bij Powned, een gevierd programmamaker. Het roerige leven van Danny Ghosen volgens Danny Ghosen.
Dit voorjaar kreeg Danny Ghosen (40) een telefoontje: een vertegenwoordiger van De Tegel, de belangrijkste journalistieke vakprijs, om te vertellen dat hij was genomineerd met zijn programma Danny Demonstreert. Ghosen: ‘Ik zei: Tegel, tegel? Ik heb helemaal geen tegels besteld, joh, waar heb je het over? Die man: Nee nee, De Tégel! De prijs voor journalistiek! Ik wist niet dat iemand me had voorgedragen en dacht dat ik door mijn vrienden in de maling werd genomen. Volgens mij was ik erg onbeleefd.’
Ghosen had ‘echt nooit gedacht’ dat hij voor zo’n prijs genomineerd zou worden, zegt hij bescheiden: ‘Vanwege de erkenning, het besef dat ik als journalist blijkbaar serieus word genomen door andere journalisten.’ Daarna: ‘Maar ik heb natuurlijk wel ontzettend gebaald dat ik niet won.’
In het programma waarvoor hij genomineerd werd, Danny Demonstreert, volgt hij voor de NTR controversiële protestgroepen in binnen- en buitenland, van extreem-rechts tot uiterst links. Eerder maakte hij Danny in Arabistan, een reportageprogramma waarvoor hij onder meer Gaza, Jordanië en zijn eigen geboorteland Libanon bezocht. Ghosen wilde laten zien dat de Arabische wereld ‘niet alleen maar eng’ is. Een streven dat PVV-Kamerlid Martin Bosma er nog voor de eerste uitzending toe bewoog om Kamervragen te stellen over deze pro-Arabische ‘propaganda’ van de NTR.
Ghosen: ‘Ik zou hem daar eigenlijk nog wel graag een keertje over willen spreken. Zo, meneer Bosma, wat bedoelde u nou eigenlijk? Ik heb gelachen om die Kamervragen, maar ergens is het treurig. De Arabische wereld is diverser dan iedereen denkt. Vaak wordt mij gevraagd: ‘Je komt toch uit Libanon, waarom heet je dan Danny?’ Als ik dan ook nog vertel dat ik christen ben, vallen ze helemaal van hun stoel. ‘Maar ben je dan bekeerd? Je bent toch eigenlijk moslim?’ Mensen zijn zo onwetend. Het christendom is in het Midden-Oosten ontstáán.’
CV
1978 Geboren in Beiroet, Libanon
1993 Vlucht met zijn ouders en zusjes naar Nederland
2010 Afgestudeerd aan de School voor Journalistiek in Utrecht
2011 Verslaggever bij MTNL
2011-2014 Verslaggever bij PowNed (PowNews, PowLitie)
2015 Deelnemer Expeditie Robinson
2014-2015 Programmamaker bij de EO (3Onderzoekt, Rot op naar je eigen land)
2016-heden Programmamaker bij de NTR (Danny Zoekt Problemen, Danny in Arabistan, Danny Zoekt Stemmers, Danny Demonstreert, Danny in de Buitenwijken)
2017 Genomineerd voor een Tegel met Danny Demonstreert
2018 Danny in de Buitenwijken, vanaf 26 september bij de NTR op NPO 3
Voor zijn nieuwe NTR-serie Danny in de Buitenwijken, vanaf 26 september op televisie, bezocht Ghosen achterstandswijken in Napels, Dublin, Boekarest, Birmingham en Marseille. In Napels, in Scampia (de wijk waar ook de maffiaserie Gomorra zich afspeelt), werd Ghosen gevraagd of hij even kon oprotten met zijn camera. ‘Drie jongens kwamen naar me toe en begonnen in het Italiaans te schreeuwen. Onze chauffeur probeerde de boel te sussen. Ik denk niet dat ze me gelijk hadden vermoord, maar ze dreigden er wel mee, dus zeker weten doe ik het niet. Scampia wordt beheerst door de maffia. Politie komt er nauwelijks. Ik heb in verlaten flatgebouwen gefilmd waar duizenden gebruikte naalden liggen. En dat op twee uur vliegen, in de Europese Unie. We hebben vaak de neiging neer te kijken op derdewereldlanden, maar dit speelt in onze eigen backyard.’
Het is, gezien zijn cv, bijna onvoorstelbaar dat Ghosen pas acht jaar geleden afstudeerde aan de hbo-opleiding journalistiek. Hij werkte net een paar maanden bij de inmiddels opgeheven multiculturele omroep MTNL toen Dominique Weesie van omroep PowNed belde. Die had Ghosen straatinterviews zien doen in het Arabisch en dacht: die moet ik hebben. ‘Maar tijdens een van mijn eerste klusjes voor PowNed viel ik van een kameel en brak ik mijn arm.’
Ghosen laat een gruwelijk litteken op zijn bovenarm zien. ‘Ik dacht dat het voorbij was met mijn carrière. Na mijn armbreuk zat ik daar op de redactie, niemand die naar me omkeek. Veel van de jonge verslaggevers bij PowNed denken dat ze het wel even gaan maken op televisie, maar iedereen met die houding heb ik zien sneuvelen. Want je moest alles zelf doen. Zodra mijn arm het weer deed ben ik keihard gaan werken: ik maakte soms vier items per dag voor PowNews, nam van al mijn collega’s de weekenddiensten over. Ik werkte zeven dagen per week.’
De doorbraak kwam toen Ghosen koperdieven in het Amsterdamse Shell-gebouw op heterdaad betrapte, ze met draaiende camera’s achtervolgde en ze uiteindelijk liet oppakken door de politie. Daarna achtervolgde hij ‘acht klootzakken’ (de zogenoemde ‘kopschoppers’) die in Eindhoven een jongen tijdens het uitgaan zwaar hadden mishandeld en weigerden zich voor de camera van Ghosen te verantwoorden. ‘Het hoogte- én dieptepunt was dat ik een van die gasten op straat de capuchon van zijn hoofd heb getrokken.’
Hoogte- of dieptepunt?
‘Ik heb er spijt van. Ik weet niet wat er door mijn hoofd ging. Hij moest gewoon niet zo tof doen, zich niet verstoppen. In een split second was het gebeurd. Daarna kreeg ik een hoop shit over me heen, want ik had natuurlijk niet aan hem mogen zitten, dat doe je niet. Toch gaf een van de andere daders later een groot interview aan ons, waarin hij huilend tegenover me zat. Weer iets later stond ik erbij, als enige journalist, toen Badr Hari thuis werd opgepakt omdat hij de voorwaarden van zijn invrijheidstelling had geschonden. Daarna kwamen de parkeerwachten in Amsterdam die zelf foutparkeerden, en in mijn laatste seizoen bij PowNed maakte ik items over diplomaten die massaal de verkeersregels bleken te overtreden. Een ambassademedewerker heeft me toen geslagen, ik stond bloedend voor de camera. Heel, heel naar – ik wil als journalist niet het nieuws worden.’
Je hebt in de programma’s die je nu maakt een andere houding dan toen je nog voor PowNed werkte. Omschrijf zelf het verschil eens?
‘Ik heb voor PowNed meer dan eens achter mensen aan gerend. Het was kinderachtig en flauw, soms ging het over de rand, soms bleef ik te lang zuigen. Ik was jong en onervaren, ik wilde graag. De laatste jaren heb ik mijn empathische kant als interviewer meer ontwikkeld. Gelukkig maar, ik zou gek zijn als ik nog steeds capuchons van hoofden zou trekken.’
Hoe was het om ‘die kut-Marokkaan van PowNews’ te zijn? En om door allochtone jongeren gezien te worden als ‘verrader’ omdat je voor PowNed werkte?
‘Dat deed me niet veel. Ik was zelf blij met de items die ik maakte, de rest kon me niet schelen.’
Vlogger Salahedinne Benchikhi sprak je aan op straat en filmde dat. Hij zei: ‘Bij PowNews denken ze: laat die Libanees maar alle vieze dingen doen. Je wordt zwaar misbruikt. Je hebt je ziel verkocht.’
‘Hij liet me ten eerste totaal niet uitpraten. Hij noemt mij een Hollander, alsof ik mijn eigen achtergrond aan de kant heb geschoven, maar hij kent me niet. En hij kon ook geen enkel voorbeeld noemen van hoe ik werd misbruikt. Dat ik werd geslagen door een ambassademedewerker? Dat item was helemaal mijn idee. Laat iedereen lekker zijn eigen pad bewandelen.’
In zijn ogen was PowNed per definitie…
‘...de vijand, inderdaad. Maar er worden bij PowNed toch ook blanken te kakken gezet? Daarin wordt bij PowNed geen onderscheid gemaakt.’
Stoorde je je er nooit aan hoe er bij PowNed over vluchtelingen werd bericht?
‘Ja, maar pas nadat ik weg was, toen de vluchtelingencrisis losbrak. Als ik er nog had gewerkt, was ik toen weggegaan. Ik ben op mijn vijftiende met mijn ouders en zusjes uit Libanon gevlucht. En ik zie mijzelf nog steeds als vluchteling, die mensen zijn mijn soortgenoten. Ik heb Dominique weleens aangesproken: ‘Dus jij wil dat die mensen uitgezet worden? Ze komen uit Somalië, Irak, Afghanistan, zijn dat landen waar jíj naartoe terug zou willen?’ Hij had geen antwoord. Ik zou nooit een item maken waarin vluchtelingen worden aangevallen of slecht worden neergezet. En ik zou er ook niet naar willen kijken. Het dieptepunt in de geschiedenis van PowNed was het artikel op de site, in 2017, waarin er grappen werden gemaakt over een Syrisch jongetje dat in een Nederlands zwembad was verdronken. Vreselijk. Het is voor mij soms moeilijk te begrijpen hoe weinig medelevend mensen kunnen zijn. Wat was ik blij dat ik er toen niet meer werkte.’
Je stapte over naar de EO. Waarom werd dat geen succes en vertrok je na ruim een jaar?
‘Na PowNed hunkerde ik naar meer diepgang, dus ik was opgelucht dat de EO belde. Ik ben christen, maar dat deed er bij de keuze niet toe. Voor Andries Knevel staat Jezus op één tijdens zijn werk, voor mij is dat de journalistiek. Maar met die omroep klikte het niet. Ik maakte een item over een wietkweker die met zijn kwekerij een grote brand had veroorzaakt in een woonwijk. Dat leidde tot een confrontatie met de buurman, die door die brand bijna zijn kinderen kwijt was. Prachtige televisie. Maar dat werd door de EO gekortwiekt: te confronterend voor de achterban.’
Voor Danny Demonstreert (NTR) sprak je tijdens een demonstratie van de Identitäre Bewegung in Berlijn twee Nederlanders aan, die je vertelden dat je ondanks je goede integratie beter in Libanon had kunnen blijven. Je bleef er nogal rustig onder. Was dat moeilijk?
‘Natuurlijk was ik verontwaardigd, al zag je dat misschien niet. Ik nam het persoonlijk. Mensen die discrimineren, zeggen vaak: aanpassen of oprotten. En dan ontmoeten ze mij, een perfect aangepaste jongen die goed Nederlands spreekt, en dan ben ik nog steeds niet welkom. Dan zijn het dus gewoon een stelletje racisten. Of ze komen met de smoes dat ze gewoon iets tegen moslims hebben. Maar ik bén geen moslim. Het gaat ze niet om het geloof, of integratie, ze willen Nederland alleen voor de blanken.’
Hebben jouw ouders, toen ze uit Libanon vluchtten, bewust voor Nederland gekozen?
‘Ze wilden weg uit de ellende, maakte niet uit waarheen. Wat mijn ouders allemaal hebben opgeofferd voor mij en mijn vijf zusjes heb ik pas vele jaren later ingezien. Toen we net in Nederland waren, was ik een puber. Ik wilde hier niet zijn.’
Je hebt vijf jongere zusjes. Wat was jouw rol in het gezin?
‘Als enige jongen, en dan ook nog de oudste, werd ik in Libanon gezien als toekomstig hoofd van het gezin. Als de man die de taken van zijn vader langzaam zal overnemen, tot het moment dat hij zelf trouwt en vader wordt. Van mij werd verwacht dat ik op mijn zusjes zou letten. Mijn zusjes waren de lievelingetjes van mijn vader, zijn vijf meisjes. Ik wilde dolgraag een broertje, maar er bleven maar zusjes komen, tot mijn vader zei: ‘Het is nu genoeg geweest.’ Achteraf heeft hij gezegd dat hij blij was dat hij maar één zoon had. ‘Anders was ik allang dood geweest.’ Zo lastig vond hij mij. Ik was druk en stout, voor mijn ouders vaak onhandelbaar. In Libanon speelde ik altijd buiten, haalde ik kattenkwaad uit, maakte ruzie, sloopte dingen. Ik groeide op in oorlogsgebied. Wij speelden met bomscherven en maakten zelf onze speeltuin. Ik ging naar school voor zover dat kon. Als er bombardementen waren, moesten we de schuilkelders in. Soms moesten we weken wachten tot de school weer open ging. Maar eigenlijk had ik, voor mijn gevoel, een normaal leven. Ik was ook echt gelukkig. Nu weet ik: het was niet normaal. Toen een dorpje in de buurt was ingenomen door de tegenpartij, werden de graven opengemaakt, de lichamen die erin lagen werden opgegraven en tentoongesteld, bij wijze van waarschuwing, vernedering. Mijn moeder wees me erop: ‘Kijk daar eens, Danny.’’
Waren je ouders streng?
‘Ja. Vooral tegen mij. Als ik de regels overtrad, kreeg ik tikken. In Libanon is dat normaal. Ook de leraren deelden tikken uit, als ik praatte in de klas sloegen ze me op mijn handen met een stok, hard, want je moest er iets van leren. Eenmaal in Nederland werden mijn ouders alleen maar strenger – overbezorgd, vond ik. Voor mijn ouders was Nederland een vreemd land, een onbekende wereld. Ze maakten zich zorgen over ons, over de verleidingen, drank en drugs. Op een avond, ik was 20, kwam ik om één uur thuis. Mijn moeder huilde, mijn vader stond klaar om mij te gaan zoeken. Ze waren doodsbang dat ons iets zou overkomen.’
Je weigerde om Nederlands te leren.
‘Ik zag de noodzaak niet. Ik sprak toch een beetje Engels? De eerste drie jaar in Nederland, van mijn vijftiende tot mijn achttiende, heb ik me tegen alles verzet. Ik miste Libanon en wilde terug. Eerst woonden we in caravans, daarna op een soort camping, in afgedankte bungalows die ongeschikt waren voor de verhuur. Niet om het af te zeiken, maar voor mij voelde het niet als een betere toekomst. In ons gezin had ik de meeste aanpassingsproblemen. Denk ik. Maar ik weet niet hoe het voor mijn zusjes en ouders was, want daar spraken we niet over. ‘Waar heb je moeite mee?’ Dat soort vragen stelden wij niet aan elkaar.’
Werd er over Libanon gepraat?
‘Nee, en nog steeds niet. Dat was klaar, afgesloten. Ik denk omdat het een pijnlijk verleden was, omdat we de wonden niet wilden openhalen.’
Maar jij bent wel teruggegaan, naar Libanon.
‘Na veertien jaar. Toen ik aankwam huilde ik van blijdschap. Ik was 29 en wilde mijn leven oppakken waar ik op mijn vijftiende was gebleven. Heel naïef, natuurlijk. Mijn geheugen bleek me ook in de steek te hebben gelaten. Heel veel mensen kenden mij nog wel, maar ik had geen idee meer wie zij waren. Het was pijnlijk. Ik voelde me in Nederland niet thuis en had verwacht dat ik in Libanon thuis zou komen. Maar ik voelde me daar misschien nog wel minder thuis dan hier. Na een week ben ik zwaar teleurgesteld terug naar Nederland gevlogen.’
Was jij zelf ook veranderd, in veertien jaar tijd?
‘Natuurlijk. Ik vond Libanon zo chaotisch, een gekkenhuis, al dat getoeter. Ik was ook te direct geworden. Ik stoorde me aan allerlei dingen in Libanon en daar zei ik meteen wat van. Als je in Libanon afspreekt om naar het strand te gaan en er komt onverwachts bezoek, dan gaan alle plannen overboord. Je zegt welkom, welkom, het bezoek blijft vaak een paar uur zitten en je gaat niet meer naar het strand. Ik ergerde me daaraan en zei dat ook. Zeer onbeleefd, vond men dat. Het botste.’
Voel je je inmiddels thuis in Nederland?
‘Ik denk het wel. Als ik in het buitenland ben om te draaien, verlang ik terug naar Nederland. En het maakt me trots om te te vertellen dat Nederland zo’n fijn land is om in te wonen. De hoop op een terugkeer naar mijn oude leven in Libanon is vervlogen. Je leert de situatie te accepteren. Ik ga niet graag meer naar Libanon, omdat het pijn doet. Het is zo’n prachtig land, maar er is zoveel corruptie, haat tussen bevolkingsgroepen. Er wonen 2 miljoen Syrische vluchtelingen in Libanon. Je moet het zo zien: de mensen van Assad hebben ons land in de Libanese burgeroorlog bezet en leeggeplukt. In de ogen van de Libanezen hebben de Syriërs ons land kapotgemaakt, en nu het eindelijk vrede is in Libanon, komen ze wéér. Het land kan zoveel vluchtelingen nauwelijks aan. Ik begrijp de pijn van de Libanezen. Ik voel me slecht als ik daar ben en de armoede en ellende zie, ook omdat het mij wel is gelukt om een betere toekomst op te bouwen.’
Dan voel je je schuldig.
‘Ja. Ik blijf er liever weg, ik wil er niet aan denken.’
Voor Danny in Arabistan maakte je ook een aflevering in Libanon. Daar sprak je Ilyas, een jongen die de kans had om naar Australië te emigreren maar in Beiroet bleef om voor zijn familie te zorgen. Je begreep er niks van.
‘Als ik mijn Libanese verstand zou gebruiken, zou ik zeggen: goed dat hij blijft, want zijn ouders hebben hem grootgebracht, voor hen zorgen is belangrijker dan wat dan ook. Het is mooi om zo te denken. Aan de andere kant zul je zo nooit verder komen. Als zijn ouders straks doodgaan, is zijn kans om te emigreren verkeken. Het zal van mij wel een westerse manier van kijken zijn. Terwijl mijn moeder natuurlijk ook ouder wordt. Toen ik met die jongen sprak, dacht ik: o jee, als het zover is, wat doe ik dan? Mijn moeder zorgt nu nog voor mij. Ze belt me als ik op reis ben, doet dan boodschappen voor me, maakt mijn huis schoon, neemt Libanees eten voor me mee omdat ik dat zelf niet goed kan klaarmaken. Het maakt niet uit dat ik 40 ben, ze blijft voor me zorgen.’
WIE ZIJN DE JOURNALISTIEKE VOORBEELDEN VAN DANNY GHOSEN?
‘Vroeger Peter R. de Vries, om hoe hij onrecht durfde aan te pakken. Tegenwoordig kijk ik graag naar Wilfred Genee, een geweldige interviewer. Een vervelend mannetje, maar ontzettend scherp. Ik ben zelf ook af en toe een vervelend mannetje. Genee vindt het niet erg als mensen hem een klootzak vinden. Heel goed vind ik dat, je moet als journalist niet aardig gevonden willen worden.’
Zou jij zelf een gezin willen?
‘Misschien wel. Het zou kunnen. Ik heb een vriendin, maar het is nog te vroeg om over kinderen te praten. Mijn moeder vraagt wel wanneer ik ga trouwen. In onze cultuur ben je voor je twintigste vaak al onder de pannen, en als je geen relatie hebt, blijf je bij je ouders wonen. Mijn ouders begrepen er niks van toen ik op kamers ging, ook al was ik al eind twintig. Mijn vader zei: ‘Waarom ga je weg? Kom je iets tekort?’ Van mijn ouders, en dat is misschien wel iets wat ik ze een beetje kwalijk neem, heb ik nooit geleerd hoe je met geld moet omgaan. Ik had nooit zakgeld gekregen, rekeningen betaald. De eerste paar jaar was het lastig. Ik had een bijbaantje als monteur bij de Kwik-Fit, daar heb ik zeker tien jaar gewerkt. Toen ik bij PowNed begon, werkte ik er nog in het weekend. Ik heb mijn contract nooit opgezegd, volgens mij zou ik zo weer kunnen invallen.’
Wat vonden je ouders ervan dat je journalistiek ging studeren?
‘Mijn ouders begrepen weinig van wat ik deed. Ik werd niet begeleid, niemand hielp met het kiezen van een opleiding, niemand vertelde me dat je testjes kunt doen om te zien waar je interesses en talenten liggen. Ik ben er zelf achtergekomen, maar daarvoor heb ik eerst allerlei verkeerde keuzes moeten maken. Op mijn achttiende werd ik naar de lts gestuurd, ik sprak amper Nederlands. Drie dagen in de week moest ik de taal leren, voor de rest volgde ik praktijklessen: metselen, timmeren, schilderen, dat soort dingen. Ik koos uiteindelijk voor meubelmaken. Maar dat bleek niks voor mij, want ik kon niet tekenen. Ik spijbelde veel en heb zo nog eens drie jaar verprutst. Daarna ben ik autotechniek gaan studeren, ook geen succes, daarna een welzijnsopleiding, toen een cultuuropleiding, en uiteindelijk journalistiek, op mijn 28ste. Mijn vader heeft dat helaas niet meer meegemaakt, hij overleed zestien jaar geleden aan een hersenbloeding, heel plotseling. De zwartste dag uit mijn leven, het was de grootste ramp denkbaar. Mijn vader regelde alles voor ons. Hoe moesten we het nu redden in Nederland, wat voor ons toch, nog steeds, een vreemd land was? Ik was in paniek en wilde stoppen met mijn opleiding om mijn moeder en zusjes te gaan onderhouden. Gelukkig had ik een lieve stagebegeleidster, die zei: dat is het laatste wat je moet doen, want zonder opleiding kun je niks. Het heeft twee jaar geduurd voor ik tot rust kwam. Eigenlijk heb ik me pas na het overlijden van mijn vader gerealiseerd dat ik echt iets van mijn leven moest gaan maken.’
Je vroegere stagebegeleidster zei: ‘Omdat hij een grote mond had en lastig was, werden zijn kwaliteiten niet gezien.’
‘Klopt. Ik was een lastige jongen met een ingewikkelde achtergrond, dus ik moest maar niet te moeilijk doen en gewoon een vak leren. Toen ik uiteindelijk in vier jaar tijd mijn hbo-diploma journalistiek had gehaald, ben ik mijn oude leraren op het mbo toch eens gaan opzoeken: ‘Jullie zeiden dat ik het niet kon, maar kijk eens!’ Ik werd altijd overal de les uitgestuurd omdat de leraren me vervelend vonden. Later werd adhd geconstateerd. Ik ontken niet dat ik lastig en vervelend was, maar met goede begeleiding had het ook anders kunnen lopen. Ik heb best vaak gedacht dat ik inderdaad zo waardeloos was als ze zeiden.’
Wil je nog steeds Midden-Oostencorrespondent worden?
‘Ik weet het niet. Als het komt, komt het. Maar ik denk niet dat ik er tussen zou passen bij de NOS.’
Je zat samen met voormalig Midden-Oostencorrespondent Sander van Hoorn van de NOS bij Pauw. Hij zei het ‘geen logische zaak’ te vinden, een Arabier op die post.
‘Dat vind ik nog steeds apart. Waarom is het beter om er een Hollander neer te zetten? Er zijn zoveel gewoonten die je als Nederlander niet kent, niet begrijpt. Ik kan perfect verslag doen zonder bevooroordeeld te zijn, en vergeet niet dat ik het grootste deel van mijn leven in Nederland heb gewoond. Er wordt vaak geklaagd over het gebrek aan journalisten van buitenlandse komaf. Ze kunnen zogenaamd niemand vinden. Tsja.’
Je vond het vreemd dat jij jezelf min of meer aanbood, door in alle interviews te zeggen dat het je droombaan was, en nooit iets hoorde?
‘Eigenlijk wel. Niet dat ze me meteen correspondent hadden moeten maken, maar ze hadden me ook een opleidingsplaats kunnen aanbieden.’
Op tafel in zijn Amsterdamse appartement staan twee ingelijste tekeningen, van de Libanese zangeressen Sabah (1927-2014) en Fayrouz (nu 82), twee grote sterren in de Arabische wereld. Het gezicht van Fayrouz liet hij een paar jaar geleden op zijn onderarm tatoeëren. Op zijn andere arm staat een uitspraak van bokser Cassius Clay, ‘Impossible is nothing’. Ghosen zet op zijn laptop een nummer aan van Fayrouz. ‘Zij is voor mij de allergrootste. Haar muziek raakt mij, want als ik Fayrouz hoor, denk ik aan mijn jeugd. Haar muziek verzacht de pijn. Maar soms kan haar muziek de pijn ook juist oprakelen.’ Bij de eerste uithaal in het nummer wijst hij naar zijn armen. ‘Kijk dan, kippenvel. Dat gebeurt altijd als ik naar haar luister.’