Het platteland lijkt ontnuchterd, de plattelanders de schaamte voorbij
Het platteland lijkt ontnuchterd, de plattelanders de schaamte voorbij
Hij kwam zelf enthousiast op programmamaker Danny Ghosen afgestapt. Hij was fan van zijn programma. Maar het gesprek liep anders dan de man uit Ter Apel had bedoeld; de scherpe Ghosen wist het gesprek meteen pijnlijk te maken, door de tegen het azc protesterende man er fijntjes op te wijzen dat ook hij ooit een asielzoeker was. Ja, maar Ghosen was een ‘echte’, de asielzoekers in Ter Apel zijn allemaal gelukszoekers die stelen – ‘vind ik’. Met de asielzoekers had hij zelf nog nooit gesproken– ‘ik spreek geen buitenlands’.
Hoewel Ter Apel in Groningen ligt, deed zijn accent me behoorlijk denken aan het Twentse accent waarmee ik ben opgegroeid. Hij was typisch het haantje van de vriendengroep, de gangmaker van de kameraden, zoals ik die in elke Twentse voetbalkantine ben tegengekomen. Het binkie dat zegt wat de mannen eigenlijk alleen onder elkaar durven te zeggen en waar de rest dan om grinnikt, omdat zij hetzelfde denken maar zelf te bescheten zijn om het publiekelijk te zeggen.
Toch is er een verschil met ruim twintig jaar geleden, toen ik voor het laatst rondliep in de negorij. Het racisme kwam er toen namelijk alleen uit als men zich onbespied waande. Die goede oude tijd, waarin een pilsje nog een gulden kostte en de tukker nog gewoon achterbaks was. Of opging in de massa, waar men in de Twentse supportersvakken rond de millenniumwisseling nog een gezellig ‘Geef die zwarte een banaan’ ten beste gaf, wanneer er een zwarte speler opviel bij de tegenpartij. Dat hield pas op toen FC Twente aan de hand van de Zwitsers-Congolese held Blaise Nkufo uitgroeide tot een topclub en kampioen werd. ‘Nkufo olé’ zong het taalvaardige Twentse publiek – de man heeft er terecht een standbeeld voor gekregen.
Maar het racisme en de achterlijkheid zijn er bepaald niet minder op geworden. Het platteland zucht onder een gebrek aan diversiteit. Waar regio’s als Twente, Drenthe en Groningen vroeger een mengelmoes vormden van conservatieve CDA-stemmers en PvdA-stemmende arbeiders, begint alles buiten de Randstad massaal naar populistisch rechts te hangen. Waar mijn Twentse school twintig jaar geleden nog bestond uit timide maar fatsoenlijke ‘boeren’, uitgesproken linkse alto’s en een handjevol kakkers, is de huidige plattelandscultuur angstaanjagend eenvormig. Links is een universeel scheldwoord geworden; er bestaan hoogstens verschillen in hoe rechts men is.
Het platteland lijkt ontnuchterd en de plattelanders de schaamte voorbij. Heus, er zullen ook humane Albergers zijn, er zijn immers ook heus aardige Russen, maar er liepen wel érg veel mensen mee in een Ku Klux Klan-achtige mars met omgekeerde vlaggen. Een mars met verbijsterend veel kleine kinderen bovendien; racisme is tegenwoordig een gezinsuitje. Van een tegenbeweging ontbreekt ieder spoor; in Ter Apel of Albergen betekent opstaan tegen een xenofobe meerderheid tegenwoordig sociale zelfmoord. Zelfs de dominee, leraar, politieman of voetbaltrainer weet de jongeren niet meer te bereiken of te corrigeren. Of erger nog; die ‘begrijpt de onvrede’ en zit zelf in de avonduurtjes de tweets van Thierry, Wierd en Raisa te liken.
Extreem-rechts heeft Nederland in de houdgreep en de fatsoenlijken zijn muisstil. Uit onderschatting, maar vooral uit angst. Het fysieke machtsvertoon van trekkers en vlaggen maakt indruk in het toch weinig revolutionaire Nederland. Bovendien legitimeert onze minister-president deze lafheid door nooit eens te gaan stáán voor de rechtsstaat, handhaving en humaniteit, ondanks de evident doodlopende weg van zijn wegduikpolitiek. En dus radicaliseert het platteland, waar volgens de legende noaberschap op één zou staan, vrolijk verder, in de veronderstelling dat men gelijk heeft.