Danny Ghosen ziet wat hij had kunnen zijn
Omdat Libanon voor de reporter zo dichtbij komt, doet het dat ook voor de kijker. ‘De slag om Libanon’ gaat over het schuldgevoel van de vluchteling, die zijn land ook op had kunnen bouwen.
Bron: NRC.nl
Persoonlijker nog dan de kijker had kunnen verwachten op basis van de wetenschap dat Ghosen (1978) terugkeerde naar zijn geboorteland, dat hij ontvluchtte op zijn vijftiende. Libanon is ook een land waar de burgeroorlog (1975-1990) nog overal zichtbaar is. Toen Ghosen het tien jaar geleden voor het eerst weer bezocht, wilde hij na vier dagen weer weg.
In het begin zien we Ghosen nog gewoon doen wat een journalist doet. Hij haalt een broodje falafel op de grens van Oost- en West-Beiroet, de oude frontlinie, waar de gebouwen ook na dertig jaar vrede nog niet zijn hersteld. Hij maakt een praatje, maakt kennis met een tot in de puntjes gesoigneerde hoogleraar politicologie. De man blijkt precies daar in de oorlog te hebben gevochten, schietend vanaf het gebouw aan de overkant. Ghosen wijst op de eigenaar en grapt: „Heb je hem verteld dat je op zijn zaak hebt geschoten?”
Ook laat hij een taxichauffeur (Ghosens leeftijd, iets smallere vegen grijs in de zwarte baard) vertellen over de chaos, vriendjespolitiek en de voortdurende polarisatie in de Libanese samenleving.
Even later, als Ghosen met de chauffeur is meegegaan naar diens ouders, voltrekt zich een transformatie. Oog in oog met een vrouw die zijn moeder had kunnen zijn, wil Ghosen niet alleen meer vragen, hij wil vertellen. Dat hij op zijn tiende nog in bed plaste, hoe hij het zijn ouders vroeger kwalijk nam dat ze hem hadden meegenomen naar Nederland.
„Hoe denkt u dat het mij was afgelopen als ik hier was gebleven?” Slecht, zegt de vrouw. „Kijk maar naar mijn zoon.” Die zit een stukje verderop op zijn telefoon. „Hij heeft zijn school nooit afgemaakt, niemand van zijn generatie.” Ghosen kijkt en ziet wat hij had kunnen zijn. „Bij mij thuis hebben we het hier niet over”, legt Ghosen zijn gastvrouw uit – wat de intensiteit van de scène verklaart. Danny Ghosen voert in Libanon de gesprekken die hij met zijn familie had willen voeren.
Later zit hij „met kippenvel” bij een les op een middelbare school. De burgeroorlog behoort niet tot de lesstof, maar één lerares negeert dat en laat de kinderen opdrachten maken. Eerst moeten ze de verhalen uit hun familie optekenen, daarna moeten ze onafhankelijke bronnen zoeken – om te proberen de polarisatie de doorbreken.
Na de les krijgt Ghosen de onvermijdelijke vraag: komt hij terug. Na het onvermijdelijke ontkennende antwoord zegt de docente dat het toch zo mooi zou zijn als mensen als hij het land weer op zouden komen bouwen. De slag om Libanon gaat óók over het schuldgevoel van de emigrant.
Omdat Libanon voor Ghosen zo dichtbij komt, doet het dat ook voor de kijker. Tegen het einde van de eerste aflevering heeft Ghosen weer afgesproken met de politicoloog die in de falafeltent had gezegd dat hij „probeerde” Libanees te zijn. De mannen staan aan de waterkant.
Tijd voor geopolitieke duiding, denk je, maar de hoogleraar begint iets te vertellen waarvoor hij zich schaamt. Hoe hij als jongeling niet naar de burgeroorlog werd gestuurd, maar voorop liep, hoe hij wílde schieten. De man krijgt het te kwaad, breekt. Ghosen staat vlak voor hem en heeft zijn handen al voor zijn mond geslagen. “Het lijkt wel een therapiesessie”, zegt de hoogleraar. Niet alleen voor hem.